|
||||||||
|
Een goeie twee jaar geleden mocht ik het op deze plaats hebben over de titelloze debuutplaat van een koor van jonge vrouwen uit Palestina, de “Daughters of Jerusalem”. Laat het uitgerekend die naam zijn, die twee keer de tracklisting van deze plaat siert en u begrijpt meteen dat mijn interesse gewekt was: ik vond dat namelijk een heel mooi gezongen plaat, waarvan ik dacht dat het simpele bestaan ervan belangrijker was dan wat er precies gezongen werd. Een mens staat er niet altijd bij stil, maar als je aan Palestina denkt en aan de ongelooflijk degoutante manier waarop dat kleine land door Israel behandeld wordt, dan denk je er allicht niet meteen aan, dat daar mensen wonen, die ondanks hun ellende toch noch proberen iets van hun leven te maken. In het geval dat ons vandaag bezighoudt, zijn dat jonge Palestijnse zangeressen, die in de schoonheid van de muziek hun manier vinden om let de dagelijkse ellende om te gaan. Voor wie het global muziekwereldje een beetje volgt, komt het allesbehalve vreemd over dat Erik Hillestad van het Noorse Kirkelig Kulturverksted de eigenlijke initiatiefnemer is van deze plaat en dat hij en zijn instelling een flinke logistieke vinger in de pap hadden bij het tot stand komen van deze CD. Dat was ook al zo bij het al vermelde debuut van de Daughters of Jerusalem en dat was dààrvoor ook al het geval met het werk van de moeder van de hedendaagse Palestijnse muziek, de grote Rim Banna. In totaal zeven artiesten staan er op de plaat, vrijwel allemaal onbekend voor onze West-Europese oren, maar wel stuk voor stuk geschoolde stemmen, die een meer dan degelijke opleiding achter de rug hebben. Nour Fretiekh mag de plaat openen. Zij draait al enkele jaren mee in de Palestijnse scene en speelt en zingt in verschillende bands. Zij is wellicht zowat de enige die al een beetje internationale ervaring heeft en ze levert een erg mooi “Jaffa” af, dat tegelijk de treurnis uitstraaltom wat allemaal kapotgemaakt is en anderzijds toch de wil van de mens -en in het bijzonder de vrouw, om toch door te zetten en het leven zin te geven. Van Hanin Alijlah verscheen niet lang geleden een eerste muziekvideo en zij werkt aan haar debuutplaat. Te oordelen naar haar “Shou Mkhabili”, zal die eerder poppy klinken, terwijl “Zahratan” van Samira Kharoubi eerder op de klassieke Arabische leest geschoeid is. Piepjong is Miral Ayyad, die je met haar “Oyoun al Narjas” nochtans een beetje van de sokken blaast. Je leest dan achteraf, dat dit jonge ding uit de Arabische versie van “The Voice” komt en dan bedenk je dat daar kennelijk ook al geen gebrek aan talent rondloopt. Als je iets meer wil horen of zien van Ehsan Saadeh, de zangeres die hier “Lao Tarafi” brengt, moet je op het wereldwijde web haar naam intikken, samen met “Jawa”, de naam van de groep waarin ze zingt. Je weet niet wat je hoort! Henna Haj Hassan is dan weer zanglerares van beroep en eerder van de klassieke scholing, te oordelen naar haar Yammi Qultillek”. Blijven dus over: de twee tracks van de Daughters of Jerusalem, het koor dat geleid wordt door de man die voor heel dit project de muzikale touwtjes in handen had, Suhail Khoury. Aan hun “Ma Damat Li” en vooral afsluiter “Gaza” kun je horen dat zij het meeste ervaring habben van al de artiesten van de plaat. Daarmee doe ik niks af van de zangprestaties van al de anderen, maar voor mij steken zij er toch bovenuit. Misschien heeft dat te maken met wat koorzang met mij doet. Ik ben daar erg gevoelig voor en tranen zijn geregeld mijn deel, als ik mensen hoor of zie samen zingen. Ik denk zelfs dat het evenzeer fysiek als emotioneel is, maar ik kan er anderzijds ook niet naast kijken dat “Gaza” al een paar weken een hit is ten huize H.: ook de huisgenoten durven die track weleens op repeat draaien. Om maar te zeggen: deze “Henna” -u weet wel, het kleurmiddel waarmee bruidjes hun huid mooier maken- is een bijzonder leuke plaat van jonge vrouwen uit een bijna vermoord land, die via de muziek toch proberen iets moois te (laten) zien en horen. Hulde, op alle vlakken! (Dani Heyvaert)
|